Tijdens dit evenement worden de volgende orgels bespeeld:

Der Aa-kerk

Der Aa-kerk
In 1671 brandde het toenmalige orgel van de Aa-kerk af door een blikseminslag. Het was vier jaar daarvoor voltooid door Jacobus Galtusz Hagerbeer. Deze had de bouwopdracht overgenomen van meesterbouwer Theodorus Faber, die tijdens het werk aan het orgel was gestorven. Arp Schnitger begon in 1694 met een nieuw orgel, het grootste orgel dat hij zou bouwen in Nederland. Hij voltooide het in 1697, maar 13 jaar later werd ook dit orgel verwoest doordat de toren instortte. Dan maar geen orgel, moet men gedacht hebben, want van 1710 tot 1815 werden er geen serieuze pogingen ondernomen om een nieuw instrument te bouwen.
In 1815 verplaatste de orgelbouwer Johannes Wilhelmus Timpe het orgel dat Schnitger in 1702 voor de Academie- of Broerkerk had gebouwd naar de Der Aa-Kerk. Omdat de Broerkerk kleiner was dan de Aa-kerk en het orgel daardoor niet het juiste formaat had werd de onderbouw van de hoofdkast verbreed, en vanwege de grotere hoogte van de Aa-kerk werden de orgelkassen voorzien van een nieuwe, imposante bekroning door beeldsnijder Matthijs Walles.
In de 19e en 20e eeuw werden er op verschillende momenten restauraties uitgevoerd, o.a. door Timpe en Van Oeckelen. De laatste restauratie vond plaats in 2011, door Orgelmakerij Reil uit Heerde. Het instrument heeft drie manualen en een pedaal met in totaal 40 stemmen verdeeld over het hoofdwerk (13), rugwerk (10), bovenwerk (8) en pedaal (9). De orgelkas is gemaakt door Allert Meijer, het snijwerk is vervaardigd door Jan de Rijk.

Lutherse Kerk

Lutherse Kerk
Het Edskes-orgel in de Lutherse Kerk werd in 2017 in gebruik genomen. Bernhardt Edskes baseerde zijn ontwerp op het door Arp Schnitger gebouwde orgel dat tussen 1699 en 1896 in deze kerk stond. Het was een tweeklaviers-instrument met hoofdwerk en borstwerk dat in 1717 nog was uitgebreid met een zelfstandig pedaal. In 1896 had dit orgel plaatsgemaakt voor een nieuw orgel, gebouwd door de firma Van Oeckelen. Dat orgel staat er nog steeds, maar is stilistisch minder geschikt voor de rijke musiceerpraktijk die sinds het begin van deze eeuw gebezigd wordt door o.a. het Luthers Bach Ensemble.
Het was Edskes die de uitdaging aannam om op de oostelijke koorgalerij een reconstructie te maken van het Schnitgerorgel. Hij had niet veel aanwijzingen om mee te werken; alleen de dispositie en de breedtematen konden worden teruggevonden, opgetekend door Schnitger zelf. Als voorbeeld gebruikte Edskes uiteindelijk het Schnitgerorgel uit 1711 dat op het Duitse eiland Pellworm staat, omdat dit qua maatvoering het meest leek te passen. Voor de bruikbaarheid zijn er wel een aantal onderdelen aangepast. Een belangrijke aanvulling is bijvoorbeeld de continuospeeltafel voor de cantor-organist.

Martinikerk

Martinikerk
Het hoofdorgel van de Martinikerk is in beginsel één van de oudste instrumenten van Nederland. Het orgel moet voor het jaar 1450 zijn ontstaan. Omstreeks 1481 zijn delen van dit orgel gebruikt bij het bouwen van een nieuw instrument. Hierbij speelde de vermaarde humanist, tevens stadssecretaris Rudolf Agricola een belangrijke rol als adviseur. De ontwikkeling van het orgel kende daarna een hoogtepunt in de 18e eeuw toen het achtereenvolgens door de beroemde orgelbouwer Arp Schnitger, diens zoon Franz Casper en Albertus Hinsz werd uitgebreid.
Tijdens de meest recente restauratie van het orgel (voltooid in 1984) is de situatie van 1740 als uitgangspunt genomen. Met zijn 3500 pijpen en 53 registers is het Martiniorgel een van de grootste Noord-Europese barokorgels. De registers zijn verdeeld over hoofdwerk, rugwerk en bovenwerk en een vrij pedaal.

Nieuwe Kerk

Nieuwe Kerk
Nadat er ruim anderhalve eeuw geen orgel stond in de Nieuwe Kerk (er werd gezongen zonder instrumentale begeleiding) kwam er in 1831 dan toch een. De bekende orgelbouwer Petrus Van Oeckelen maakte een ontwerp voor het orgelfront waarbij het Müller-orgel van de St Bavokerk in Haarlem als voorbeeld diende. Hij maakte ook een bestek en het was de Groninger orgelbouwer Johannes Wilhelmus Timpe die, na een aanbesteding, het orgel mocht bouwen. Het orgel was bedoeld voor de begeleiding van kerkzang, en kreeg een slanke, niet overheersende klank, zodat de gemeente beschaafd kon meezingen. Van Timpe zijn slechts vijf complete orgels bewaard gebleven. Het orgel in de Nieuwe Kerk is zijn grootste orgel; het is een van de weinige 3-klaviers orgels in Nederland in de Biedermeierstijl en het bezit 42 registers, verdeeld over hoofdwerk, rugpositief, bovenwerk en pedaal.
Pelstergasthuiskerk
Pelstergasthuiskerk
In de Pelstergasthuiskerk bevindt zich een fraai tweeklaviersorgel dat oorspronkelijk in 1627 werd gebouwd. De maker was waarschijnlijk Anthoni Waelckens; van het pijpwerk dat hij toevoegde zijn hooguit enkele resten bewaard gebleven.
In 1693 en in 1712 werd het orgel ingrijpend omgebouwd door Arp Schnitger (hij bouwde een nieuw rugpositief en een nieuw hoofdwerk) en in 1774 nogmaals door de orgelbouwer Albertus A. Hinsz, die het orgel vergrootte en verplaatste naar de westmuur. Het orgel wordt nu omschreven als een Schnitger-Hinsz-orgel.
In de 19de eeuw werd aan het orgel gewerkt door o.a. vader en zoon Freytag en Petrus van Oeckelen. Van die laatste zijn nog de huidige frontpijpen. Na een, gelukkig niet gehonoreerd, voorstel van Van Oeckelens zoon in 1916 om het orgel volledig te vervangen, zijn er ook in de 20e eeuw nog wijzigingen aangebracht. In 1989/91 voerde de Fa. Bakker & Timmenga een restauratie uit, waarbij de situatie van 1774 als uitgangspunt heeft gediend.